Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Noach was [20]vijfhonderd jaren oud; en Noach [21]gewon Sem, Cham en Jafeth. 20. Hebr. een zoon van vijf honderd jaar. Dat is, Noach was zoveel jaren oud, of ging in het vijf honderdste jaar. Deze manier van spreken vindt men zeer dikwijls in de Heilige Schrift. Zie onder hfdst.7 vs.6, hfdst.11 vs.10, hfdst.17 vs.17, enz. 21. Dat is hier te zeggen: hij begon te gewinnen, gelijk hoofdstuk 1 Sam.1:26, want deze drie zonen zijn in een jaar niet geboren; maar eerst Jafeth, daarna Sem en ten laatste Cham. Zie hoofdstuk hfdst.9 vs.24, hfdst.10 vs.10; Sem wordt hier de eerste gesteld, als een godvruchtig voorvader van onzen Heere Jezus Christus naar het vlees, mitsgaders van alle Hebreen. Zie hoofdstuk hfdst.10 vs.21, enz.